De kenmerken van een goed (veilig) pedagogisch klimaat binnen het onderwijs

0
8816
blog placeholder

In literatuur over pedagogisch klimaat binnen het onderwijs wordt veel verwezen naar een veilig of een goed pedagogisch klimaat. Een veilig pedagogisch klimaat wordt in dit artikel gelijk gesteld aan een goed pedagogisch klimaat. Dit omdat zij hetzelfde nastreven en betekenen.

 

Een goed pedagogisch klimaat kenmerkt zich door het feit dat kinderen zich geaccepteerd en prettig voelen in de klas. Er is sprake van een goed pedagogisch klimaat wanneer leerlingen en docenten op een prettige manier met elkaar om kunnen gaan. Deze prettige manier van met elkaar omgaan wordt onder andere gekenmerkt door een ontspannen sfeer, vertrouwen, goede samenwerkingsvaardigheden en een positieve benadering. Er ontstaat een omgeving waarin zo weinig mogelijk belastende factoren worden aangeboden en zo veel mogelijk protectieve factoren. Er heerst een ontspannen sfeer in de klas. In ‘vaststelling en waardering van het pedagogisch klimaat in basisscholen’ van Brandsma en Bos (1994) benadrukken zij het met ‘plezier’ naar school gaan en zich ‘prettig voelen’ in de klas als één van de gevolgen van een goed pedagogisch klimaat. Volgens Brandsma en Bos (1994) is het ook dankzij een goed pedagogisch klimaat mogelijk om pedagogisch doelstellingen te behalen. Hierbij gaat het om voorwaardelijke doelstellingen die betrekking hebben op de sociale en emotionele basis van kinderen. Hierbij kan men denken aan ‘veiligheid’, ‘geborgenheid’, ‘acceptatie’ en zich kunnen ontwikkelingen in ‘vrijheid’. Daarnaast wordt er ook gewerkt aan meer expliciete doelen. Hierbij gaat het om het cognitieve leren, aanleren van belangrijke waarden en normen en de daarbij behorende kennis, vaardigheden, inzicht en houdingen.

 

Een goed pedagogisch klimaat is aan een aantal kenmerken te herkennen. Deze zijn, zoals eerder al aangegeven, niet van buitenaf waar te nemen. Door je te bevinden in de klas zelf, het afnemen van observaties en ondervragen van docenten en de leerlingen kan men erachter komen of er sprake is van een dan wel goed of onveilig pedagogisch klimaat.

Brandsma en Bos (1994) hebben enkele van deze kenmerken op een rij gezet.

 

1.        Acceptatie tussen leerlingen en docent

–          De leerlingen voelen zich geaccepteerd door elkaar en door de docent; zij hebben het gevoel dat zij in hun waarde worden gelaten en zichzelf kunnen en mogen zijn.

–          De docent voelt zich geaccepteerd door de leerlingen; de docent kan het beroep op een ontspannen en prettige manier uitvoeren.

2.      Er heerst een ontspannen sfeer in de klas

De leerlingen voelen zich vrij om interactief te zijn met elkaar en met de docent.

–          Er is ruimte voor ontspanning, zoals grapjes, in de klas.

–          De leerlingen tonen weinig tot geen weerstand wanneer de docent hen iets vraagt.

 

3.      Leerlingen werken aan hun zelfvertrouwen (Positieve feedback)

–          De docent gaat er vanuit dat het kind van nature goed is; het kind wordt positief benaderd.

–          De docent stimuleert om de leerlingen positief naar zichzelf en anderen te kijken.

–          Leerlingen zijn zich bewust van het effect van het geven van complimenten aan zichzelf en aan anderen.

 

4.      Leerlingen voelen zich prettig in de klas en gaan met plezier naar school

–      De leerlingen zijn vaker opgewekt in de klas dan dat zij terneergeslagen zijn.

–      De leerlingen komen meer dan regelmatig opgewekt de klas binnen.

 

5.      Er wordt rekening gehouden met elkaar

De leerlingen in de klas zijn bewust van elkaars aanwezigheid, gevoelens en emoties. Dit kan zich uiten in:

–          weinig tot geen pesterijen;

–          opkomen voor elkaar;

–          elkaar complimenteren;

–          aan elkaar denken wanneer iemand bijvoorbeeld afwezig is;

–          bereidheid om elkaar te helpen.

 

6.      Leerlingen zijn in staat om met elkaar samen te werken op een positieve manier

De leerlingen werken samen op een manier waar zij elkaar in hun waarde laten en rekening houden met elkaar. Dit kan blijken uit:

–          weinig tot geen commentaar leveren wanneer er samengewerkt moet worden;

–          complimenten geven tijdens de samenwerking;

–          weinig tot geen commentaar leveren naar elkaar tijdens de samenwerking.

 

7.      Leerlingen zijn sociaal in de omgang met anderen

–          zij laten andere leerlingen toe in hun spel;

–          zij benaderen en begroeten andere leerlingen en docenten op een prettige manier; zonder kwade bedoelingen, met een open houding en vriendelijk;

–          zij zijn in staat om rekening te houden met elkaars gevoelens.

(Brandsma & Bos, 1994, pag. 22)

 
Concluderend kan er gesteld worden dat een goed pedagogisch klimaat zich kenmerkt door leerlingen die met plezier naar school gaan en zich prettig voelen in de klas. Hierbij zijn verschillende aspecten van belang die het welbevinden van leerlingen bepalen zoals de manier waarop er onderling in de klas met elkaar wordt omgegaan.

 

 

LAAT EEN REACTIE ACHTER

Please enter your comment!
Please enter your name here