Het leven en werk van Carl Gustav Jung

0
2219
blog placeholder

Carl Gustav Jung was een Zwitserse psychiater en psycholoog. Hij werd in 1875 geboren in Kesswill, een Zwitsers kanton van Thurgau, en stierf in 1961 in Küsnacht. Zijn vader, Paul Achilles Jung, was dominee van de gereformeerde kerk en zijn moeder Emilie Preiswerk kwam uit een rijke Zwitserse familie. Carl Jung werkte een tijd nauw samen met grondlegger van de analytische psychologie, Sigmund Freud, en was zelf gespecialiseerd in dromen. Hij legde daarmee de basis voor de moderne droomuitleg en heeft het inzicht in en de onderzoeken naar dromen aanzienlijk uitgebouwd.

Het leven van Carl Gustav Jung

De kleine Carl werd uiteraard beïnvloed door zijn beide ouders, die in zijn geval totaal verschillend waren. Jung´s vader was een dominee, die het geloof uitsluitend op een rationele manier benaderde. Zijn moeder was een depressieve en excentrieke vrouw, die ’s nachts werd geplaagd door geesten. Dit beïnvloedde zijn latere houding tegenover vrouwen, maar hij had tegelijkertijd onbewust wel contact met de donkere kant van zijn moeder. Onder andere hierdoor zou hij later de tegenstrijdigheden in de menselijke geest beter begrijpen. Carl was een teruggetrokken kind, introvert, zoals hij dat later zelf zou noemen. Al jong was hij er van overtuigd dat hij twee persoonlijkheden had, een moderne Zwitserse, die zich op de buitenwereld richtte en een tijdloze, op het innerlijk gerichte figuur. Voor deze laatste kant van hemzelf bouwde hij de beroemde toren in Bollingen. Ook sneed hij een klein houten popje uit, legde dit in een kistje met een in twee delen beschilderde steen. Regelmatig stopte hij het popje kleine papiertjes met boodschappen toe, een ritueel waarvan hij later zei dat het hem een gevoel van veiligheid en innerlijke rust gaf. Later ontdekte hij opmerkelijk overeenkomsten tussen zijn eigen kinderlijke ritueel en de “zielstenen” van inboorlingen in onder andere Australië. Deze ervaringen inspireerden hem mede tot de ontdekking van de psychologische archetypen en het collectief onbewuste. Jung had ook ervaring met een neurose. Toen hij twaalf jaar oud was, werd hij door een klasgenootje geduwd, viel op de grond en verloor eventjes het bewustzijn. Op hetzelfde moment overviel hem de gedachte “Nu hoef ik niet meer naar school”. Vanaf dat moment verloor hij telkens het bewustzijn zodra hij naar school moest of huiswerk moest gaan maken. Hij bleef een half jaar thuis en men dacht dat hij aan epilepsie leed. Carl realiseerde zich dat het zo niet langer kon en dat hij zich moest richten op zijn academische carrière. Hij ging naar de werkkamer van zijn vader en stortte zich op de Latijnse grammatica. Hij viel drie keer flauw, maar daarna wist hij deze drang overwinnen. Later zei hij dat hij daardoor uit eigen ervaring had geleerd hoe een neurose werkte.

Studie en werk

Na de basisschool ging Jung naar het gymnasium in Bazel en ging daar ook medicijnen studeren. Zijn bedoeling was om af te studeren als chirurg of internist, en in de psychiatrie had hij aanvankelijk geen interesse. Vlak voor zijn artsen-examen kreeg hij echter het “Lehrbuch der Psychiatrie” van Von Krafft-Ebing in handen, waarin psychosen als “ziekten van de persoonlijkheid” werden aangeduid. Ook stond er in dat de inzet van de totale persoonlijkheid van de psychiater een rol speelde bij het behandelen van patiënten. In een klap voelde Jung dat dit het vakgebied was waarin hij moest afstuderen. Hij promoveerde in 1902 op een proefschrift over de psychologie en pathologie van zogenaamde occulte verschijnselen. Hiervoor leverde een medium, zijn achternicht Hélène Preiswerk, het materiaal. Een jaar later trouwde Carl Jung met Emma Rauschenbach en zij kregen samen vijf kinderen. Jung werkte destijds als psychiater in de Burghölzl-kliniek bij Zürich en hield zich daar onder andere bezig met de ziekte die tegenwoordig schizofrenie wordt genoemd. Later nam hij ontslag bij deze kliniek, uit ergernis over inhoudelijke zaken, en vestigde zich als zelfstandig psychiater. Daarnaast was hij docent aan de Universiteit van Zürich. Het werk van Sigmund Freud, de twintig jaar oudere pionier van de psychoanalyse, volgde hij op de voet. Zij werkten enkele jaren nauw samen, waarbij Freud Jung zag als zijn troonopvolger. Al vanaf het begin had Jung twijfels over Freud´s idee, dat neurosen zonder uitzondering te herleiden zouden zijn tot seksuele trauma´s of verdringing. Aanvankelijk sprak hij deze twijfels niet uit, maar in 1913 leidde het tijdens een congres in München tot een breuk tussen Jung en Freud. De meningsverschillen werden toegespitst op het begrip libido, dat voor Jung een psychische energie met een religieuze inhoud was, terwijl Freud vasthield aan zijn theorie van verdrongen seksualiteit. Hierna gaf Jung zijn docentschap aan de Universiteit op en richtte zich op zijn praktijk, zijn onderzoek en publicaties. Ook maakte hij een paar lange reizen naar onder andere Azië, Midden-Amerika en Afrika, waarbij hij diverse primitieve volkeren ontmoette en hun rituelen en dromen bestudeerde. Weer terug in Zwitserland werd Jung docent aan de Technische Hogeschool van Zürich en vanaf 1935 bijzonder hoogleraar. Hij kreeg een hartinfarct, waardoor hij op het randje van de dood zweefde. De visioenen die hij daarbij kreeg, verwerkte hij in zijn meesterwerk, het “Mysterium Coniunctionis”. Hierin beschreef Carl Jung het proces van psychische heling of eenwording, aan de hand van geschriften uit de alchemie. Daarna, in zijn laatste levensjaren, bleef Jung doorwerken aan zijn theorie van het collectieve onderbewuste en de betekenis van religie voor de menselijke geest. Op verzoek van zijn vele leerlingen was hij zelf nog betrokken bij de oprichting van het C.G. Jung-Instituut. Carl Gustav Jung overleed in 1961, op vijfentachtigjarige leeftijd in Küsnacht, waar hij ook werd begraven.

De kern van Jung´s theorie

Net als veel van zijn voorgangers en tijdgenoten, dacht ook Jung dat dromen berichten waren, afkomstig uit een bepaalde bron. Hij kon echter niet met zekerheid bepalen of die bron de dromer zelf was, of dat ze kwamen uit wat hij het “collectieve onderbewuste” noemde. Jung baseerde zijn leringen overigens niet alleen op de ervaringen met zijn patiënten, maar mede op de godsdienstpsychologie, de mythologie en het vergelijkend symbolisme. Ook bestudeerde hij mystieke geschriften van onder andere alchemisten zoals Paracelsus. De beelden die hij daarbij vond waren soms identiek aan de visioenen van zijn eigen patiënten. Op latere leeftijd reisde hij veel en kwam in contact met veel verschillende culturen. Door deze te bestuderen, merkte hij op dat in dromen dezelfde thema’s voorkwamen, zelfs bij dromers van totaal verschillende culturen. Met andere woorden, een bejaarde Chinese boerin kan precies dezelfde droom hebben als een West-Europese student. Deze algemeenheid van bepaalde beelden bracht hem op het idee van het “collectief onderbewuste”. Hieronder verstond hij een universele en gemeenschappelijke bron van culturele herinneringen, kennis en ervaringen. Volgens Jung hebben wij, via ons eigen onderbewuste, allemaal toegang tot deze “oer-bibliotheek”. Het collectief onderbewuste bevat volgens Jung onder andere een aantal “archetypen”. Archetypen hebben vaak een emotionele lading, het is weliswaar een algemeen beeld dat tegelijkertijd een specifieke betekenis heeft oor de dromer. Voorbeelden van archetypen zijn het oerbeeld van de voedende moeder, de held, een slang, de schaduw, de eeuwige jongeling en de boze heks. Volgens Jung komen deze beelden vooral voor tijdens ingrijpende veranderingen in ons leven of bij de overgang naar een volgende levensfase. Zij openbaren zich in dromen en kunnen je een aanwijzing geven over de weg die je moet inslaan.

Een wezenlijk verschil met de theorie van Freud was dat Jung ervan uitging dat dromen een reële afspiegeling vormen van de innerlijke wereld van de dromer. In tegenstelling tot wat zijn collega Freud vond, zag Jung dromen niet als een soort van geheimtaal of een verborgen inhoud, die eigenlijk iets anders symboliseert. Het onderbewuste schept de dromen, en deze worden gevormd door symbolen. Omdat deze deels universeel, maar deels persoonlijk zijn, is de intuïtie van de dromer onontbeerlijk om de onderliggende boodschap te ontraadselen.

Volgens Jung is de belangrijkste functie van het dromen dat het bewuste en het onbewuste in evenwicht komen. Eventuele problemen die de dromer heeft verdrongen of genegeerd, komen hierbij aan het licht en kunnen worden opgelost, of op zijn minst bewust gemaakt worden. Daarom geloofde Jung dat inzicht in je dromen je toekomst kunnen veranderen, ze kunnen je immers wijzen op andere mogelijkheden en keuzen dan die je zuiver op rationele basis zou nemen.

In de theorie van Jung neemt het individuatieproces een belangrijke plaats in. Het is volgens hem de levensopdracht van ieder mens om de archetypen te integreren in je dagelijkse leven. Dit is een ontdekkingstocht in je eigen innerlijk, maar ook in het collectief onbewuste, dat van alle tijden en alle culturen is. Je dromen kunnen je leiden tijdens deze ontdekkingstocht. Jung geloofde ook dat sommige mensen heel sterk worden geleid door een archetype, en daar hun leven naar inrichten.

Meer weten over Carl Gustav Jung´s werk?

Als je meer wilt weten over het interessante en zeer omvattende werk van Jung, dan zijn er een aantal boeken beschikbaar in de Nederlandse taal. Deze zijn ook voor de leek goed leesbaar en bieden een schat aan informatie als je geïnteresseerd bent in het functioneren van de menselijke geest, en uiteraard die van jezelf. Van uitgeverij Lemniscaat zijn er onder andere “De mens en zijn symbolen”, “Herinneringen, Dromen, Gedachten, een autobiografie” met veel inhoudelijke informatie over de droomtheorie. Van dezelfde uitgever is ook “C.G. Jung Verzameld Werk in 10 delen” uit 1990. Een heldere en duidelijke inleiding in de basisbegrippen van Jung´s theorie is van de hand van zijn medewerkster Jolande Jacobi. Het boek heet “De psychologie van Carl. G. Jung, een inleiding tot zijn werk” en is uitgegeven door Servire.

LAAT EEN REACTIE ACHTER

Please enter your comment!
Please enter your name here