Wat is Prinsjesdag?

0
1079
blog placeholder

Wat is prinsjesdag?

Prinsjesdag is de dag waarop de regering aan het parlement en het volk verteld hoe de economie er voor staat en wat hun plannen zijn voor het volgende jaar. Dat doen ze omdat wij, het volk, de macht hebben in ons land. De regering mag niets doen zonder ons te laten weten waar ze mee bezig zijn. Niet alleen zodat we weten waar ons geld heen gaat, maar ook zodat we er eventueel nog iets aan kunnen doen! Als er iets is wat ons niet aanstaat kunnen we contact opnemen met onze vertegenwoordigers, de leden van de Tweede Kamer en de Eerste Kamer. En die roepen dan de regering op het matje. Elk jaar op de derde dinsdag in september worden hierom drie dingen gepresenteerd: de troonrede, de miljoenennota en de begrotingsvoorstellen.

De troonrede

De troonrede is een toespraak die geschreven is door ambtenaren, onder supervisie van de minister-president. In de troonrede staat wat het kabinet vindt van het afgelopen jaar en verwacht voor het komende jaar. Ze geven bijvoorbeeld aan dat ze zich zorgen maken over bepaalde ontwikkelingen, zoals een toename van het aantal bedreigingen en roepen op tot een mentaliteitsverandering. In de troonrede staan geen concrete plannen.

De troonrede wordt voorgelezen door de Koning. Hij is niet verantwoordelijk voor de inhoud, dat zijn de ministers. Hij mag in principe niet weigeren iets voor te lezen of op eigen houtje dingen toevoegen. Dat zou ook erg opvallen aangezien de tekst van de troonrede al een paar uur vóór het voorlezen aan journalisten is gegeven op voorwaarde dat het pas achteraf gepubliceerd wordt. Er is wel overleg over de tekst van de troonrede tussen de Koning en de minister-president, al weten we niet precies wat daar gezegd wordt. Naar alle waarschijnlijkheid heeft hij wel enige invloed over de manier waarop zinnen geformuleerd zijn, aangezien hij ze wel goed uit moet kunnen spreken.

De miljoennenota

De miljoenennota bestaat uit alle economische gegevens van het afgelopen jaar en de verwachting voor het komende jaar. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om de economische groei, werkloosheidscijfers et cetera. Hoeveel belasting er nu eigenlijk is binnengekomen is natuurlijk erg relevant. Maar er wordt ook al vooruitgeblikt op het volgende jaar. Het Centraal Plan Bureau (CPB) doet voorspellingen voor het komende jaar, waarbij ze een aantal scenario’s uitwerken, bijvoorbeeld een economische groei van 0,5%, van 0,75% en van 1,0%. Het kabinet neemt deze gegevens mee in de miljoenennota en geeft aan van welk scenario zij uitgaan bij het opstellen van de begroting. Dat is een politieke keuze, geen wetenschappelijke of economische. De belangrijkste plannen van het kabinet staan in deze miljoenennota, met een doorrekening van het Centraal Plan Bureau van de gevolgen hiervan voor de burgers. Die berekening is hun beste gok van wat de gevolgen zullen zijn, de economie is te complex om met zekerheid vast te stellen wat de meeste maatregelen precies voor effect hebben. De oppositie en de journalistiek concentreren zich over het algemeen op drie dingen in de plannen: het verwachte begrotingstekort of overschot, groei of daling van het aantal werklozen in Nederland en de koopkrachtseffecten voor bepaalde groepen burgers. Met koopkrachteffecten bedoelen ze of je volgend jaar nog net zoveel kunt doen als afgelopen jaar, net zo vaak op vakantie, eten kopen van dezelfde kwaliteit, je huis even warm stoken, je kinderen op zwemles doen enzovoorts. Als de koopkracht daalt heb je of minder geld of alles is duurder geworden. In praktijk wordt alles elk jaar een beetje duurder (inflatie) en moet je dus elk jaar meer geld hebben om dezelfde koopkracht te houden.

Algemene Politieke Beschouwingen

Over de Miljoenennota en de troonrede worden de Algemene Politieke Beschouwingen gehouden. Dat houdt in dat het kabinet, dus de minister-president, alle ministers en de staatssecretarissen, naar de Kamers komen om hun plannen uit te leggen en te verdedigen. Eerst gaan ze naar de Tweede Kamer, daar worden de grootste politieke debatten gevoerd. Ook de Eerste Kamer mag echter nog in debat met het kabinet, al is er daar over het algemeen door de aard van de Eerste Kamer een stuk minder vuurwerk te verwachten.

In de Algemene Politieke Beschouwingen (in de media vaak gewoon Algemene Beschouwingen genoemd) schuift de focus, die op Prinsjesdag bij het kabinet lag, terug naar het parlement. Elke fractie krijgt de gelegenheid te reageren op de plannen en vragen te stellen aan de minister-president of aan een of meer ministers. Omdat er altijd grote belangstelling van de media is voor het begin van de Algemene Beschouwingen is het vrijwel altijd de fractievoorzitter van de partijen die hier het woord voert. In die speeches gaat het er aan de ene kant om zo goed mogelijk over te komen voor de kiezers, zodat je in het journaal terecht komt, maar aan de andere kant is er ook nog wat concreets te winnen. Over het algemeen laat het kabinet nog wat manouvreerruimte over in de begroting, zodat ze een deel van de kritiek van het parlement kunnen opvangen door voor het een of ander extra geld uit te trekken. Vooral de eigen coalitiepartijen profiteren hier van doordat ze voor het oog van de camera nog wat extra geld voor hun doelgroepen kunnen lospraten, maar vaak krijgt ook de oppositie voor een deel wat ze willen. Het gaat hier om kleine aanpassingen van de plannen, die nog niet in concrete bedragen worden omgezet. Oppositiepartijen publiceren overigens steeds vaker ook een tegenbegroting een paar dagen na prinsjesdag. Daarin geven ze aan wat zij zouden doen wanneer ze aan de macht zouden zijn. Partijen als GroenLinks en de VVD laten deze tegenbegroting ook doorrekenen door het Centraal Plan Bureau, zodat de effecten op de koopkracht, werkloosheid et cetera kunnen worden vergeleken met die van de echte begroting. Omdat alleen de regering een begrotingswet mag voostellen wordt er over zulke tegenbegrotingen niet officieel gedebatteerd in de Kamers.

De begrotingsvoorstellen

De begrotingsvoorstellen bestaan uit gedetailleerde voorstellen per ministerie over hoe het geld het komende jaar verdeeld wordt. Dat zijn de belangrijkste plannen, zoals in de miljoenennota stonden, uitgewerkt in details, maar ook de kleinere dingen die de samenvatting niet gehaald hebben. Elk ministerie heeft een eigen begroting en die begroting moet goedgekeurd worden door het parlement. Dat houdt in dat elk begrotingsvoorstel een wetsvoorstel is, waarover eerst de Tweede Kamer en dan de Eerste Kamer moeten stemmen. Pas wanneer beide Kamers in meerderheid vóór het begrotingsvoorstel hebben gestemd wordt de begroting van dat ministerie een wet en kan de minister beginnen geld uit te geven. Het is dan ook belangrijk dat de behandeling van het wetsvoorstel is afgerond vóór 31 december, omdat het gaat over de begroting voor het komende jaar. Geen begroting die is goedgekeurd betekent geen geld om uit te geven. Het parlement heeft dus ook hier weer de ultieme macht in handen.

De Algemene Financiële Beschouwingen

Na de Algemene Politieke Beschouwingen volgen de Algemene Financiële beschouwingen. Dat houdt in dat elke minister zijn eigen begrotingsvoorstel komt verdedigen in de Kamers. Het gaat hier wel om concrete bedragen en details. Over het algemeen zul je dan ook voor de grotere partijen niet de fractievoorzitters in de Kamers aan het woord zien maar de fractiespecialist op het beleidsterrein of een financiële specialist. Net zoals bij gewone wetsvoorstellen kan de Tweede Kamer amendementen indienen en de Eerste Kamer niet. Dat houdt in dat een lid van de Tweede Kamer die het niet eens is met een deel van de begroting een voorstel kan doen om het te veranderen (bijvoorbeeld 150.000 euro minder subsidie voor een theatergezelschap en 150.000 meer voor kunst in de openbare ruimte). Zon voorstel heet een amendement en als een meerderheid van de Kamer het amendement aanneemt verandert de begroting. Wanneer de minister het daar absoluut niet mee eens zou zijn kan hij/zij de begroting terugtrekken, maar dan ligt er helemaal geen begroting dus dat is erg onwaarschijnlijk. Een amendement kan overigens alleen geld binnen een ministerie rond schuiven: wanneer je geld van bijvoorbeeld Landbouw naar Defensie zou willen verplaatsen kan dat niet omdat de twee begrotingen als twee aparte wetten worden voorgesteld. De enige mogelijkheid daarvoor is in de Algemene Politieke Beschouwingen het kabinet overtuigen van de noodzaak zodat ze zelf de voorstellen veranderen.

Wanneer de begroting van een bepaald ministerie eenmaal is aangenomen mag de minister nooit meer geld uitgeven aan een bepaald beleidsterrein dan er in de begroting staat. Hij of zij mag wel minder uitgeven. Wanneer er gedurende het jaar blijkt dat er meer geld uitgegeven gaat worden dan er begroot staat zijn er drie opties: bezuinigen (dus gewoon niets meer uitgeven), het potje met onverwachte uitgaven gebruiken (die staat ook op de begroting) of de Kamer vragen of ze een wijziging in de begroting willen goedkeuren. Dat laatste gebeurt door een nieuw wetsvoorstel in te dienen, de zogenaamde suppletoire begrotingswet. Over het algemeen gaat het hierbij niet om grote beleidswijzigingen maar om bijstellingen van de bedragen aan de hand van de ervaringen tot nu toe. Ook hiervoor geldt weer: als de Tweede of de Eerste Kamer niet in meerderheid vóór het voorstel stemt wordt het geen wet en mag de minister het extra geld niet uitgeven.

LAAT EEN REACTIE ACHTER

Please enter your comment!
Please enter your name here